Ik leg de namen van mijn kind’ren in Uw handen. Graveer Gij ze daarin met onuitwasbaar schrift. Dat niets of niemand ze meer ooit daaruit kan branden, ook niet als satan ze straks als de tarwe zift. Houdt Gij mijn kind’ren vast als ik ze los moet laten en laat altijd Uw kracht boven hun zwakheid staan. Gij weet hoe mateloos de wereld hen zal haten, als zij niet in het schema van de wereld zullen gaan. Ik vraag U niet mijn kind’ren elk verdriet te sparen. Maar wees Gij wel hun troost als ze eenzaam zijn en bang. Wil om Uws naams wil hen in Uw verbond bewaren en laat ze nooit van U vervreemden, nooit, hun leven lang. Ik vraag U niet mijn kind’ren elk verdriet te sparen. Maar wees Gij wel hun troost als ze eenzaam zijn en bang. Wil om Uws naams wil hen in Uw verbond bewaren en laat ze nooit van U vervreemden, nooit, hun leven lang. En laat ze nooit van U vervreemden, nooit, hun leven lang. |