King of my life, I crown Thee now; thine shall the glory be. I’ll not forget Thy thorncrowned brow: lead me to Calvary. Show me the tomb where Thou was laid, tenderly mourned and wept. Angels in robes of light arrayed guarded Thee while Thou slept. I’ll not forget Gethsemane; I’ll not forget Thine agony; I’ll not forget Thy love for me: lead me to Calvary. Let me like Mary through the gloom, come with a gift to Thee; show to me now the empty tomb, lead me to Calvary. I’ll not forget Gethsemane; I’ll not forget Thine agony; I’ll not forget Thy love for me: lead me to Calvary. May I be willing, Lord, to bear daily my cross for Thee. Even Thy cup of grief to share, Thou has borne all for me. I’ll not forget Gethsemane; I’ll not forget Thine agony; I’ll not forget Thy love for me: lead me to Calvary. Lead me to Calvary. | Koning van mijn leven, ik kroon U nu; aan U zal de glorie zijn. Ik zal Uw doornenkroon nooit vergeten: breng me naar Golgotha. Wijs me het graf waar Gij gelegd was, liefdevol rouwden en huilden. Engelen gekleed in gewaden van licht bewaakten U terwijl Gij sliep. Ik zal Gethsemané nooit vergeten; ik zal Uw lijdensweg nooit vergeten; ik zal Uw liefde voor mij nooit vergeten: breng me naar Golgotha. Laat mij, net als Maria door het duister, komen met een geschenk voor U; wijs me nu het lege graf: breng me naar Golgotha. Ik zal Gethsemané nooit vergeten; ik zal Uw lijdensweg nooit vergeten; ik zal Uw liefde voor mij nooit vergeten: breng me naar Golgotha. Mag ik dagelijks bereid zijn Heer, uw kruis te dragen. Zelfs Uw verdriet, Gij hebt alles voor mij gedragen. Ik zal Gethsemané nooit vergeten; Ik zal Uw lijdensweg nooit vergeten; Ik zal Uw liefde voor mij nooit vergeten: breng me naar Golgotha. Breng me naar Golgotha. |